
Het was 1993. Ik was 16 en ik ging op vakantie naar Griekenland met mijn ouders. Mijn broer ging niet meer mee, hij mocht al alleen met z’n vrienden op vakantie en ging op Interrail. Vreselijk vond ik het, drie weken alleen met mijn ouders. Later heb ik nog vaak gehoord hoe onuitstaanbaar ik was tijdens die vakantie. Wat moeten m’n ouders gek van me zijn geworden en wat wisten ze dat goed te verbergen.
Mijn beste vriend tijdens die vakantie was mijn walkman, met een cassettebandje van Clouseau erin. Clouseau stond op de A-kant en op de B-kant stond iets wat mij minder boeide. Met een pen draaide ik dat cassettebandje keer op keer terug naar het begin.
Wat er zo vreselijk was aan de vakantie is mij nu een raadsel. Ik was gewoon een typische puber denk ik. Zo een die er het nut niet van in zag om in de zengende hitte door de bergen te wandelen. Of om in kleine dorpjes de zoveelste kerk te bewonderen. Die liever op de hotelkamer bleef terwijl haar ouders een trap gingen beklimmen naar een historisch punt hoog boven de stad. ‘Maak jij dan een foto uit het raam om 12 uur? Dan gaan wij zwaaien!’. Prima, ik maakte wel een foto.
En nu, nu ben ik de enige nog die die vakantie mee heeft gemaakt. De enige met herinneringen aan die gekke vakantie in 1993. Die vakantie dat ik feta leerde eten. Dat ik leefde in een soort fantasiewereld waarin ik bijnamen verzon voor alle mensen die we ontmoetten om het zo maar wat leuker te maken. Waarin we met de bus reisden over smalle bergweggetjes met haarspeldbochten en een man met elf vingers met mijn moeder de sirtaki danste door het gangpad. (Eén van mijn vaders favoriete anekdotes.)
Die dat ik een pakketje van mijn toenmalige vriendje meezeulde die hij me bij vertrek op het station had gegeven om open te maken als we één maand verkering zouden hebben. Terwijl ik het voor vertrek eigenlijk al uit had willen maken. In het pakje zat een mini flesje met een drankje en erbij een klein glaasje. Zodat we op hetzelfde moment zouden kunnen proosten op ons jubileum van één maand. Ja romantisch, inderdaad.
Op de dag dat ik had moeten proosten waren we in een afgelegen bergdorpje op bezoek bij een oud mannetje waar mijn vader had gelogeerd toen hij ooit voor zijn studie Sterrenkunde in Griekenland was. Volgens mij waren mijn ouders er ook weer langs gegaan op hun huwelijksreis (liften door Europa). De familie ontving ons met een waanzinnige gastvrijheid. ’s Avonds stond de tafel vol met eten en drank en ging het oude mannetje mijn haren vlechten.
De volgende dag gingen we te voet verder. Door de bergen, in de brandende zon. Ik met walkman op, uiteraard. Aan het einde zou er verse koude jus zijn, hadden mijn ouders verteld. Dat zou lekkerder smaken dan ooit na zo’n warme wandeling. Daar kregen ze gelijk in.
Denken aan deze vakantie geeft me een eenzaam gevoel over iets van heel lang geleden. Misschien voelde ik me ook wel een beetje eenzaam toen, alleen met mijn ouders in Griekenland. Als puber die zich eigenlijk gewoon schaamde voor haar ouders en die alles stom vond.
Maar nu lijkt het bijna alsof ik daar helemaal alleen nog sta. In een afgelegen Grieks dorpje.